Het inkleurmodel tracht scherp te stellen wat de school voor ogen heeft met STEM-onderwijs. Dit gebeurt a.h.v. het beantwoorden van de vragen: Waarom? Wat? Hoe? en Voor wie?
In de COOL ontwikkelmethodiek worden deze vragen met visuele ondersteunende tools ter hand genomen in volgende fases:
Contextanalyse: Voor Wie?
Themaselectie: Wat? Door de DNA-strengen in te kleuren wordt duidelijk welke STEM-disciplines aan bod komen en welke niet. Door het systematisch inkleuren van de DNA-strengen voor de verschillende projecten kwam bv. naar boven dat de ‘M’ van wiskunde vaak weinig of niet aan bod komt in de projecten en dat dit een aandachtspunt vormt bij het invullen van STEM-projecten;
Brainstormfase: Hoe? Welke methodieken gaan we gebruiken voor het invullen van de leeractiviteiten? Ook hiervoor voorziet het inkleurmodel in een visuele tool, die mee helpt zorgen voor een goede en verantwoorde afwisseling van de leeractiviteiten.
Elke projectfiche bevat de ingekleurde DNA-strengen zodat onmiddellijk duidelijk is welke STEM-disciplines aan bod komen. Dit staat in relatie tot de bruikbaarheid doorheen het schooljaar en de doelgroep. De S, T, E en M dienen elk op een gelijkwaardige manier doorheen het schooljaar aan bod te komen en de concrete invulling ervan hangt bv. ook af van de studierichting (doorstroom-, dubbele of arbeidsfinaliteit en technisch-wetenschappelijk of niet technisch-wetenschappelijk georiënteerd).
Meer informatie op de website van STEM Netwerk.